Het commonssysteem is terug. Gent vliegt zelfs expert Michel Bauwens in om een commons-strategie voor de stad uit te stippelen. Maar wat is dat eigenlijk, ‘commons’? En hebben wij er wat bij te winnen? Ja, legt Rogier De Langhe uit. Via dat eeuwenoude model van gemeenschappelijk goederen beheren kunnen we onze autonomie terugwinnen, weg van markt en staat.
Originele artikel in De Morgen
Commons zoals bossen, irrigatiekanalen en meren waren tot voor de industriële revolutie heel gewoon, maar verdwenen grotendeels met de industrialisatie. Die trend lijkt sinds kort te keren, met het opduiken van veelal digitale commons in de wereld van software (Linux), kennis (Wikipedia) en design (Wikispeed). De vraag is nu of die revival ook kan worden doorgetrokken naar de echte wereld, om zo een transitie te maken naar een post-industriële wereld voorbij markt en staat. Peer-to-peerexpert Michel Bauwens denkt alvast van wel. Hij is vanaf deze maand te gast bij Stad Gent om uit te zoeken welke rol de stad kan spelen in die commonstransitie.
expert Michel Bauwens onderzoekt gent als commonsstad van de toekomst
Maar wat is nu eigenlijk zo’n commons? Voor velen is het vooralsnog niets meer dan een hip woord voor gemeenschappelijke goederen. Maar commons zijn geen goederen, het is een beheersvorm. Het gaat niet om gemeenschappelijke goederen maar om het gemeenschappelijk beheer ervan. Meer commons betekent dus niet meer staat in plaats van meer markt, maar iets anders, tussen markt en staat in; een “derde weg” tussen privatiseren en nationaliseren. Het speciale aan een commons is dat die niet van buitenaf wordt beheerd, maar door haar gebruikers zelf. Een commons is dus niet zomaar een gemeenschappelijke encyclopedie, een windmolen of een boerderij, maar eentje waarvan de gebruikers samen bepalen hoe die tot stand komt, hoe die eruit ziet en waar die voor dient.
Een commons ontstaat zodra je collectief een stukje wereld afbakent en daarvoor zelf nieuwe spelregels afspreekt
Een commons wordt gecreëerd zodra je samen met enkele anderen een stukje van de wereld afbakent en daarvoor zelf nieuwe spelregels afspreekt. Dat stukje kan bijvoorbeeld een boerderij zijn, of een natuurgebied of een visvijver. Maar evengoed dus een digitale encyclopedie zoals Wikipedia. De spelregels leggen de rechten en de plichten van de gebruikers van de commons vast. Rechten zoals wie toegang krijgt, wie wanneer en hoeveel mag oogsten en wie welke rollen mag opnemen; plichten zoals het doen van herstellingen en het sanctioneren van inbreuken tegen de spelregels. Een commons is dus als het ware een soort eilandje van afspraken die je samen maakt en waar je elkaar aan houdt.
Bijvoorbeeld op een CSA-boerderij (community-supported agriculture) verkoopt de boer niet aan een anonieme wereldmarkt, maar aan een vaste groep leden met wie in onderling overleg wordt afgesproken hoeveel de boer moet produceren, hoe de boer moet werken en aan welke prijs. Het illustreert hoe enkele afspraken onder gebruikers al voldoende kunnen zijn om een boerderij los te snijden van de wereldmarkt, en hup… plots is duurzame landbouw wel mogelijk én economisch leefbaar.
Om ervoor te zorgen dat dit kan blijven duren, moet de commons zichzelf in stand houden. Dat is niet altijd even eenvoudig.
Ten eerste moeten de regels zo ontworpen zijn dat iedereen baat blijft hebben bij het onderhouden van de common. Het geheel is meer dan de som van de delen, maar als sommigen zo weinig krijgen dat ze er apart meer uit zouden kunnen halen, loopt de commons het risico om uit elkaar te vallen. De rechten en de plichten moeten dus evenwichtig verdeeld worden.
Ten tweede moeten de gebruikers er zelf ook op toezien dat de regels worden nageleefd, want het heeft geen zin spelregels af te spreken als toch niemand ze volgt.
Ten derde moeten de regels ook aangepast kunnen worden naargelang de situatie wijzigt. Hoe goed een regel ook is, als die niet gewijzigd kan worden dan loopt het vroeg of laat fout.
Op zich niets nieuws? Dat is het ook niet. Commonsrecht gaat terug tot de Egyptische Oudheid en het Romeinse Rijk. Wat er de laatste jaren echter veranderd is, is niet de commons zelf maar het gemak waarmee ze kunnen worden opgezet. Dankzij de digitalisering is het veel makkelijker geworden om een grote groep mensen te verenigen, onderling afspraken te maken, die afspraken te communiceren en het naleven ervan te monitoren. Dat ging tot voor kort gepaard met hoge transactiekosten. Om die te dragen moest een bedrijf, een natiestaat of een partij worden opgericht. Die transactiekosten zijn de bestaansreden van verticale organisaties. Met het verlagen van die transactiekosten, verdampt dus in feite ook hun bestaansreden. Het onevenwicht waarop hun macht is gebaseerd (niet iedereen kan de transactiekosten van organisatie dragen) verkleint.
De democratisering van het vermogen tot organisatie zorgt ervoor dat mensen steeds vaker als gelijken of “peers” met elkaar omgaan, in peer-to-peernetwerken. Door de digitalisering worden die netwerken plots veel productiever. Het worden stilaan echte alternatieven, niet enkel online maar steeds vaker ook voor het vervullen van cruciale strategische functies in onze maatschappij zoals voedsel, mobiliteit, energie en veiligheid.
Wat de laatste jaren veranderd is, is niet de commons zelf, maar het gemak waarmee hij kan worden opgezet
Bijvoorbeeld op het mobiliteitsplatform Blablacar kunnen mensen elkaar laten weten welke ritten ze plannen en wie mee wil rijden. Het platform dat ondertussen meer dan 35 miljoen leden telt is vooral interessant voor langere ritten tussen grote steden, waardoor het in de praktijk een substituut is voor de trein. Blablacar er dus in feite in geslaagd een parallel spoornetwerk te bouwen met als grondstof niets anders dan een app die mensen toelaat om afspraken te maken met elkaar.
Op de groepsblog New Commons staan nog tal van andere voorbeelden van zulke “nieuwe commons” in Vlaanderen.
De overvloed van Blablacar is geen uitzondering. Goede afspraken veranderen schaarste in overvloed. Als je elk apart gaat vissen in een vijver, zal die vijver snel zijn leeggevist. Als je met elkaar afspreekt hoeveel elk mag vissen, is het een eindeloze bron van voedsel.
Het geldt voor vijvers, maar evengoed voor onze planeet. Onze moderne structuren hebben nooit de bedoeling gehad om overvloed en duurzaamheid te creëren. Ontstaan eind 18e eeuw in een onuitputtelijk lijkende wereld zonder scholen en ziekenhuizen, zijn ze gericht op infrastructuuropbouw om de nieuwe welvaart van de industriële vooruitgang zo snel mogelijk te ontsluiten. Daarom creëerden ze door middel van eigendomsrechten en competitie op markten geen overvloed maar net omgekeerd een artificiële schaarste, zodat iedereen elkaar onder druk zou zetten om de vijver zo snel mogelijk leeg te vissen.
Zo bekeken zijn de grote problemen van de industriële tijd zoals vervuiling, klimaatopwarming en grondstoffenschaarste eigenlijk de blinde vlekken van de Verlichting en de strategie van kortetermijninfrastructuuropbouw die typisch is voor het modernistische vooruitgangsdenken. Op het moment zelf is het wel “optimaal”, maar op de lange termijn is het niet “duurzaam”. Als derde weg voorbij markt en staat laten commons toe om die blinde vlekken op te vullen.
Onze moderne structuren hebben nooit de bedoeling gehad om overvloed en duurzaamheid te creëren
De horizontale structuur – het feit dat de spelregels worden gemaakt, gevolgd en afgedwongen door de gebruikers zelf- heeft enkele belangrijke voordelen. Ten eerste geven commons ons weer controle over onze leefwereld in een tijd waarin de spelregels voor ons dagelijkse leven enkel nog lijken te worden bepaald op de G8, de financiële markten of in Europa. Het bevestigt ons opnieuw in onze menselijke waardigheid omdat we niet hoeven te leven in functie van de structuren, maar de structuren er zijn voor ons.
Ook al is de stroom uit je eigen windmolen misschien wat duurder, of moet je ’s nachts opstaan om te waken of ie’t houdt in de storm, het is tenminste jouw stroom waarvan jij hebt bepaald hoe die is opgewekt, waarvoor die wordt gebruikt en wat er gebeurt met de winst.
Een tweede voordeel is dat de gebruikers van de commons zelf het meeste informatie hebben over de specifieke lokale context en die context ook goedkoop kunnen opvolgen omdat ze er zelf in leven. Hierdoor bieden commons meer mogelijkheden om beslissingen te nemen op dat niveau dat daar het best geschikt voor is. We kennen onderhand immers allemaal de blinde vlekken van de financiële markten die geen rekening houden met negatieve externaliteiten zoals psychologische – en milieukosten en de logheid van overheden die politieke koehandel drijven.
Een derde voordeel van het samenvallen van gebruikers en regelgevers is dat de gebruikers intrinsiek gemotiveerd zijn. Voor de gebruikers is het doel van de spelregels niets anders dan het in stand houden van de commons zelf. Overheden en marktpartijen zijn niet intrinsiek maar extrinsiek gemotiveerd: het doel is niet datgene wat ze samen doen, maar iets erbuiten zoals stemmen of winst. Zoals een lange reeks van recente crisissen laat zien, leidt dit vaak tot misplaatste en kortzichtige regels.
Hoe pril ook, de herleving van de commons draagt de belofte in zich van een menselijkere economie. Een maatschappij op maat van de mens, in tegenstelling tot de ongrijpbare markten en de ivoren torens die onze leefwereld hebben veranderd in een op hol geslagen machine die niemand nog overziet of controleert, een verlies aan controle dat mensen economisch uitput (burnouts) en politiek opstandig maakt (populisme).
Het commonsmodel vormt een positief alternatief voor diegenen die die controle willen terugwinnen ten koste van de ander. Iedereen kan een commons opzetten en het beheer ervan was nooit zo makkelijk. Vandaag hoef je niet langer te dromen van een andere wereld, je maakt’m gewoon zelf.
Photo by willem!