Originele link: Château d’ Ampsin – Jan de Zutter
Hij woont nog steeds in Thailand, maar dat is een kwestie van tijd. Cyberfilosoof en peer-to-peer activist Michel Bauwens keert zeker terug naar Europa. “Azië heeft een op status gebaseerde consumptiecultuur die puur het liberale model volgt. Alles is er te koop. In Zuid-Amerika gebeurt er zoveel meer. Voor elke procent groei in het bbp heb je er, in vergelijking met Azië, vier keer minder armoede. Dat heeft te maken met de herverdelingspolitiek van linkse regeringen. In Europa zit echter de sociologische basis van peer-to-peer: de kenniswerkers. De crisis is hier ook een stuk erger. Er is een overschot aan precaire jongeren met veel kennis die werken aan het gemeengoed. De vraag naar informatie over peer-to-peer is hier enorm. Daarom is een nieuwe economie mogelijk in Europa.”
Jan de Zutter
Straks geeft hij een lezing en dat zal ongeveer de zesde activiteit zijn van die dag. Michel Bauwens (1958) heeft het druk, nu hij overal ter wereld gevraagd wordt omwille van zijn visie op een nieuw economisch model dat in de steigers staat, hoewel de meeste mensen dat nog niet echt merken. Bauwens is de oprichter van de Peer-to-Peer (P2P) Foundation, een netwerk van onderzoekers en activisten die de transitie naar een open, participatieve en op ‘commons’ gebaseerde economie bestuderen én ontwikkelen. Commons zijn ‘gemeenschappelijke eigendommen’ van een gemeenschap (hierna ‘gemeengoed’) en kunnen dus niet in private handen zijn. Het kan gaan om grondgebied dat door iedereen gebruikt en bewerkt mag worden, maar het kunnen ook culturele goederen zijn zoals literatuur of informatie. “Peer-to-peer heeft altijd bestaan,” zegt Bauwens. “Het kapitalisme heeft het gemeengoed willen afbreken, waardoor we het hier bijna niet meer vinden. Nu we digitaal gemeengoed kunnen maken, verandert dat stilaan. Dankzij internet en netwerktechnologieën is het makkelijker om samen globale projecten te organiseren. Het gemeengoed komt daardoor opnieuw in de maatschappij. Het creëert een nieuwe manier van denken.”
Bauwens belandde omwille van zijn werk in de top 100 van de wereldwijde ‘(En)Rich List’, die de meest inspirerende persoonlijkheden op het gebied van duurzaamheid in kaart brengt. Hij werd onder meer door de Ecuadoraanse regering gevraagd een model te ontwikkelen dat de economie van het land volledig kan hertekenen, gebaseerd op principes van open kennis en participatie. “In een peer-to-peer economie werken mensen samen aan een gemeengoed,” zegt Bauwens, “in tegenstelling tot een kapitalistische economie waar personen met elkaar goederen of ideeën uitwisselen. In een peer-to-peer economie worden sommigen betaald voor hun werk, anderen dan weer niet. Het is geen arbeid in de klassieke zin. Als een gemeengoed digitaal is, is het per definitie niet schaars. Je kan het gratis reproduceren. Er is geen spanning tussen vraag en aanbod. Het is dus geen marktproduct, maar rond de toegevoegde waarde van dat gemeengoed – dat niet in overvloed aanwezig is – kan je wel een economie creëren: het aanleren van het gebruiken en het installeren van die toepassingen, het ontwikkelen van nieuwe software, het integreren van die systemen, de strategieën errond, enzovoort. Het gaat om een andere economische visie dan de huidige die van alles een commodity maakt. Dat is misschien allemaal wat theoretisch, dus daarom geef ik een voorbeeld. De Verenigde Staten hebben geografische informatie vrijgegeven
als gemeengoed. Doordat iedereen die kaarten kan gebruiken – met apps, geolocation en andere toepassingen – is de economie er op dat vlak een stuk democratischer geworden. Een gemeengoed kan dus ook productief zijn. In Europa schermt elke natiestaat zijn eigen geografische informatiedatabank af. De staat investeert, wil daar iets van recupereren en geeft dus aan slechts een handvol bedrijven – zoals TomTom – een licentie. Kleine economieën komen zo in handen
van een paar monopolistische bedrijven.”
De Amerikaanse econoom Jeremy Rifkin stelt dat dit soort economie binnen dertig jaar groter zal zijn dan de kapitalistische economie. Maar is ze complementair met die harde kapitalistische economie?
“Je moet het zien als een omkering: binnen de huidige markteconomie ontstaan nieuwe gemeengoederen. Vandaag nog wat periferisch als een subsysteem van de kapitalistische markt, maar stilaan verdrijven ze andere markten: Wikipedia vernietigt de Encyclopedia Britannica; elk miljoen dollar in vrije software vernietigt 64 miljoen dollar in privésoftware; een bedrijf met 400 werknemers kan op termijn niet op tegen een of meerdere netwerkbedrijven van 40 mensen met toegang tot 40.000 ontwikkelaars. Rifkin heeft gelijk: je krijgt een graduele verplaatsing van bestaande economische modellen naar gemeengoedmodellen. Bedrijven verzetten zich daar natuurlijk fel tegen. Neem nu breedband. Telecombedrijven stellen dikwijls dat de netneutraliteit moet worden afgeschaft, omdat Google en Facebook er gratis gebruik van maken en er winst mee maken. Netneutraliteit garandeert nu een open toegang tot het internet, terwijl sommige providers gebruikers er differentieel voor willen laten betalen. Mensen in de vrije media zijn natuurlijk tegen het afschaffen van netneutraliteit. Maar dat is een vals debat. Want in België ligt de Fiber, de glasvezelkabel, klaar die gigantische hoeveelheden informatie kan verwerken: naast de auto- en spoorwegen, naast de ring rond Antwerpen. Kapitalisme werkt volgens een schaarste-engineeringmechanisme: bedrijven houden artificiële schaarste in stand.
Ze willen de informatiestromen op het internet ook ‘schaars’ kunnen houden. Op die manier krijg je een kapitalisme dat tegen innovatie en vooruitgang is.”
Ook patenten zijn een blok aan het been van een peer-to-peer economie. Moeten we die afschaffen?
“Ze moeten niet worden afgeschaft, maar wel drastisch teruggeschroefd naar vijf jaar in plaats van twintig jaar nu. Patenten hebben een vertragend effect op innovatie. Studies wijzen erop dat de voordelen ervan na vijf jaar verdwijnen. Daarna zit je met grote bedrijven die patenten exclusief gebruiken om innovatie van concurrenten via de rechtbank tegen te gaan. Ook het copyright moeten we terugschroeven naar 14 jaar; zoals in de jaren 1930. Waarom moet copyright 95 jaar gelden? Die auteurs zijn dan al lang dood; je kan hen toch niet meer vergoeden. Het is pure monopolisering. Het hedendaags neoliberaal kapitalisme is een rentesysteem. Het extraheert rente zonder productiviteit. Vandaag kan je weinig winst maken met productie, maar des te meer door de controle over netwerken en intellectuele eigendommen. Na de crisis van 2008 hadden we het systeem grondig moeten hervormen, zoals met de New Deal is gebeurd na de crisis van de jaren 1920. We brachten echter enkel kleine cosmetische
ingrepen aan. De basis van het systeem is nog altijd dezelfde.”
Onze industriële samenleving is opgebouwd rond grootschalige projecten, terwijl peer-to-peer eerder kleinschaligheid koestert. Kan je via peer-to-peer bijvoorbeeld een staalfabriek uit de grond stampen?
Michel Bauwens 5“Zeer zeker. Opnieuw nemen we de Verenigde Staten als voorbeeld. De staalindustrie is er niet meer zoals vroeger. Vandaag maken veel kleine bedrijven van 50 à 200 man er staal. Dat is weliswaar geen peer-to-peer model, maar wel anders dan ons model waar grote bedrijven duizenden werknemers tewerkstellen. Ook voor de autoassemblage zitten we in een transitie met twee modellen: een model waar in grote fabrieken veel arbeiders en machines een groot aantal auto’s maken die moeten worden verscheept; en een ander model waar een auto lokaal via open design wordt ontwikkeld door ambachtslui, in lokale microfabrieken wordt gemaakt met een 3D-printer. In het oude model, an economy of scale, moet je steeds meer dingen maken om de kost per eenheid naar beneden te drukken. Je hebt steeds meer energie en materiaal nodig om competitief te zijn. In het peer-to-peer model, volgens de logica van an economy of scope, doen we meer met hetzelfde. Je gebruikt kennis uit de hele wereld om lokaal iets te ontwikkelen. Studies wijzen uit dat driekwart van de kost van productie transport is. De dag dat de olie 400 dollar per vat kost, werkt dat oude model niet meer. Dan wordt de
economy of scope belangrijker dan de economy of scale.”
Vandaag kan je met competitieve kennis veel geld verdienen. Waar zit het verdienmodel in die nieuwe economie?
“Nu hebben we een sociaal onrechtvaardig systeem van the winner takes it all. De meerderheid werkt hard; slechts enkelingen gaan met 90 procent van de inkomsten lopen. In een economie met kennisgemeengoed krijg je een reputatie: hoe beter je wordt, hoe meer je zal bijdragen tot het gemeengoed, hoe hoger jouw reputatie.”
Daarmee ligt er nog geen brood op de plank.
“Jawel, want je kan dat verzilveren op de markt. Het gemeengoed werkt samen met de markt. Zo werd er door een groot IT-bedrijf dat in Duitsland wou rekruteren een ranking opgemaakt van softwareontwikkelaars die werken via GitHub, een site waar open softwareontwikkelaars hun vrije code deponeren. Men keek naar wie de beste kwaliteit leverde én het grootste netwerk kon ontwikkelen. De beste ontwikkelaars konden aan de slag bij Google. Zo wisten ze hun werk in een peer-to-peer omgeving te verzilveren. In deze procedure kwamen er geen cv’s of portfolio aan te pas. Het ging enkel over een directe analyse van de kwaliteit van hun werk in een open source gemeengoed en over de opgebouwde reputatie.”
Zijn er schattingen om de impact van de peer-to-peer economie te meten?
“Volgens het rapport ‘Fair Use in the US Economy’ uit 2010 bedraagt de hele economie rond gedeelde kennis met 17 miljoen werkers één zesde van het Amerikaanse bbp. Dat is toch al behoorlijk wat.”
Nieuwe fenomenen als Uber of Airbnb zijn uitgegroeid tot volwaardige spelers op de arbeidsmarkt. Ze zetten traditionele tewerkstelling onder druk en zorgen daarmee voor oneerlijke concurrentie en sociale dumping is de kritiek.
“Net daarom hebben we een digitale sociaaldemocratie nodig. De arbeidersbeweging van de 19de eeuw ontstond doordat van hun land verjaagde boeren zonder bezittingen in steden terechtkwamen. Gradueel bouwden die rechten op. Er ontstonden solidariteitsmechanismen, die de welvaartsstaat nadien voor iedereen veralgemeende. Vandaag worden opnieuw heel wat mensen verjaagd: uit arbeid deze keer. Denk aan freelancers. Ze verliezen hun job, maar blijven wel gemeengoed opbouwen en doorwerken, zodat ze nadien gemakkelijker terug kunnen naar de arbeidsmarkt. We kunnen niet ontkennen dat er geen probleem bestaat met het gemeengoed. Veel jonge journalisten schreven gratis op de weblog The Huffington Post om hun reputatie op te bouwen, maar bij de verkoop ervan heeft niemand daar een dollar van gezien, behalve oprichtster Arianna Huffington. Het gemeengoed wordt uitgebuit.”
Ook Facebook is zo’n parasitair systeem. Zonder haar gebruikers is het een leeg platform; toch zijn de winsten exclusief voor de club rond Mark Zuckerberg.
“Stilaan komen we in een fase dat gemeenschappen daar oplossingen voor zoeken. In mijn P2P Foundation vertaalt een groep mensen gratis artikels over gemeengoed van het Engels naar het Spaans en omgekeerd. Dat wordt genoteerd in een pro bono boekhouding. Door bij te dragen aan het gemeengoed, bouwen ze een reputatie op. Als gevolg daarvan mochten twee van hen het nieuwe boek van David Bollier, Think like a commoner, vertalen. Je ziet onmiddellijk het probleem: tien mensen dragen bij aan de waarde van het gemeengoed en slechts twee profiteren van de markt. Dit Guerilla Translation collectief, dat deel uitmaakt van ons coöperatief netwerk, bouwde daarom een solidariteitsmechanisme op via een ‘open value accounting system’: 25 procent van die marktwaarde gaat naar die pro bono boekhouding om de andere bijdragers mee te vergoeden. In de toekomst kan de overheid dus ook een gemeengoed institutionaliseren om op die manier bijdragen tot het gemeengoed te vergoeden.”
Ook inzake regulering moet de overheid zich aanpassen aan de nieuwe realiteit. Kleine hotelletjes of taxidiensten worden overladen met regulering. Daar moeten Airbnb of Uber zich niets van aantrekken.
“Ik ben fel gekant tegen reguleringen die monopolies beschermen tegen innovatie, maar wel voorstander van een regulering tegen het misbruik van monopolies. Seoul, een ‘deelstad’, heeft Uber verboden. Niet om taxi’s te beschermen, wel om de eigen deeleconomie te beschermen tegen het Amerikaans monopolie van Uber. Dat is een goede zaak. Want een Uber-chauffeur heeft geen contact met de markt. Hij staat zwak tegenover zijn moederbedrijf; in San Francisco besliste Uber plots 20 procent minder te betalen voor dezelfde ritten. Daar moeten we voor oppassen. Anderzijds is de mutualisering van transport, in termen van duurzaamheid, natuurlijk wel een goede zaak. Elke deelwagen kan 15 privéwagens vervangen.
Als we dat systematisch zouden doen, kunnen we in het Westen in tijden van ecologische en economische crisis veel van onze welvaart beschermen.”
Hoe moet de 21ste eeuwse overheid er voor u dan uitzien?
“In het oude bureaucratische model produceert de staat een publieke dienst voor de gebruiker, waar diezelfde gebruiker geen enkele participatie in heeft. De dienstverlening kan goed of slecht zijn, ze is te nemen of te laten. Het kan anders. Ik geloof erg in het concept van de partnerstaat en in de commonificatie (nvdr., het transformeren tot coöperatief gedachtegoed) van publieke diensten. Neem nu de gezondheidszorg in Quebec. Daar zijn 98 procent van de nieuwe coöperaties solidariteitscoöperaties. Ook in de Emilia Romagna, Noord-Italië, bestaat het model van de solidariteitscoöperatie. Daar voorziet de staat fondsen, maar is de publieke gezondheid zelf in handen van de overheid, dokters, patiënten en gebruikers. Iedereen blijft het recht op gezondheidszorg behouden, maar ze wordt wel gecoproduceerd. De betrokkenheid en tevredenheid gingen er sterk omhoog. Over dat soort modellen moeten we nadenken. Het is geen kwestie van een zwakke of sterke staat, wel van een meer participatieve staat die de randvoorwaarden creëert om mensen zelf dingen te laten doen.”
Zoals de Furreai Kippu, een complementair muntsysteem in Japan. Als je er jouw bejaarde buurvrouw helpt, verdien je Furreai Kippu’s die je later zelf kan gebruiken om zorg te krijgen of die je kunt gebruiken voor de zorg voor jouw ouders.
“Dat is een mooi voorbeeld van een faciliterende overheid. We kunnen niet anders dan kritisch zijn over de overheid. Die functioneert vandaag niet meer naar behoren. Toen ik vijftien jaar geleden België verliet, reden de treinen nog op tijd. Nu ik even terug ben, doet bijna geen enkele trein dat meer. Het klassieke systeem staat op instorten. De staat is voor grote delen gecapteerd door de markt. De democratie wankelt. Een recente Amerikaanse studie vergeleek het stemgedrag van de volksvertegenwoordigers met de visie van haar kiezers én van haar financiers. Met de kiezers bleek er geen enkele correlatie te bestaan; met diegenen die hun verkiezingscampagne betaalden was er zo’n 85 procent correlatie. Onze democratie is dus een simulacrum geworden. Een partnerstaat kan die verdwenen participatie en democratie nieuw leven inblazen.”
In Nederland wordt de participatiestaat een trek-uw-plan-samenleving en ook in Vlaanderen zien we het discours van een terugtrekkende staat, waarbij van de bevolking verwacht wordt dat ze het zelf oplossen. Dat is wellicht niet het participatiemodel dat u bedoelt?
“Neen. We hebben dus een sterke linkse beweging nodig. Want er bestaat wel degelijk een contradictie tussen peer-to-peer en kapitalisme. Beiden hebben andere waarden. Het kapitalisme is niet het juiste systeem om van peer-to-peer gebruik te maken. Kijk naar crowdsourcing, waarin een organisatie gebruik maakt van een groep individuen voor consultancy, innovatie, beleidsvorming of onderzoek. Het idee an sich – dat iedereen kan bijdragen – is fantastisch. De realiteit is echter dat deze platformen met elkaar in concurrentie treden. Voor een project dienen
honderden mensen een design in, maar slechts twee mensen worden gekozen. De wereld van de arbeid betaalt een hoge prijs. Zo’n contradicties worden steeds groter.”
Hoe moeten we het peer-to-peer model dan wel inbedden in het huidige systeem?
“Ik pleit voor een gelijktijdige transformatie van een productieve, civiele maatschappij die bijdraagt aan het gemeengoed, een ethische markt en een partnerstaat. De drie moeten tegelijkertijd aangepakt worden om een nieuw evenwicht te vinden. Ik wil niets afschaffen. Alleen dat ze alle drie veranderen om de bloei van peer-to-peer op een sociaal rechtvaardige manier mogelijk maken.”
Wat is in zo’n nieuw model de rol van de vakbonden?
“Het voordeel van peer-to-peer is dat mensen passioneel een gemeengoed opbouwen, daarrond een economie creëren en daar inkomsten uit halen. De volle 100 procent van die mensen zijn gemotiveerd en zorgen voor hun eigen inkomen via open coöperaties. Je bent vrij en dus productief. Volgens het vakbondsmodel zijn vier op de vijf mensen niet gelukkig in hun job en werkt men om te overleven. Zolang dat de realiteit is, is het goed dat de vakbonden er zijn om de arbeiders te verdedigen. Ook Uber-chauffeurs zouden gesyndiceerd moeten worden. Maar het gezonde peer-to-peer model werkt anders. Ik zie in de toekomst nieuwe organisatiemodellen die wellicht iets gemeen zullen hebben met de ‘gilden’ van weleer. De Freelancers Union in de Verenigde Staten is daar een goed voorbeeld van”
In het peer-to-peer model mag je dan nog wel gepassioneerd bezig zijn, mensen bouwen er geen sociale rechten op, geen pensioenrechten, enzovoort.
“Klopt, maar je moet vertrekken vanuit de realiteit. Peer-to-peer vernietigt de bestaande jobs niet; het is de markt die steeds meer mensen uit de arbeid stoot. Je kan doen alsof dat niet gebeurt en dat oude model verdedigen, maar dan ben je louter defensief en dus verkeerd bezig. Vakbonden moeten meer doen voor freelancers. Ze moeten nadenken hoe die groep mensen zich kunnen verenigen, hoe ze voor hen solidariteitsmechanismen kunnen opbouwen. In Nederland bestaat het Broodfonds, een sociaal vangnet voor en door zelfstandigen. Veel mensen in de peer-to-peer economie maken er gebruik van. Men denkt er fel na over een andere manier van solidariteit. In die discussies zijn de vakbonden nergens te bekennen. Dat is jammer. Want het grote probleem van een peer-to-peer economie is inderdaad hoe zekerheid op te bouwen. Dat functioneert vooralsnog slecht.”
Zou dat geen rol kunnen zijn voor de sociaaldemocratie?
“Zeer zeker, maar ze doet dat hoegenaamd niet. De enige Vlaamse krant die niet over mijn boek De wereld redden (Uitgeverij Houtekiet & Denktank Oikos) schreef, was De Morgen. Dat is toch niet normaal? Dat betekent dat links veel te conservatief is, te veel aan oude modellen vasthangt terwijl de wereld aan het veranderen is. Op partijpolitiek niveau idem dito. Ik krijg uitnodigingen van CD&V, van Groen, van de Piratenpartij, van het Nederlandse Groenlinks… maar uit de hoek van de sp.a hoor ik niets. Dat is een probleem. Het betekent dat de sociaaldemocratie de draai niet vindt naar de nieuwe mentaliteit, naar de nieuwe jongeren, naar de kenniswerkers van de peer-to-peer economie.”
Wat moet de sociaaldemocratie dan doen om aansluiting te vinden?
“Ze moet aansluiting vinden bij de burgerbewegingen die zich met die zaken inlaten. Er zijn in Vlaanderen honderden verenigingen bezig met het heruitvinden van de voedselketen, van de energieketen, met co-working,… De jonge kennisarbeiders zijn de nieuwe arbeidersklasse. Er is geen andere arbeidersklasse meer in het Westen; die demografie gaat gestaag achteruit. Steeds minder mensen werken in de fysieke productie. De sociaaldemocratie is de partij geworden van de
overheidsambtenaren en van de bobo’s. Kijk opnieuw naar De Morgen. Onlangs stond ik in hun Zeno katern, maar de eerste vijf pagina’s gingen over Yves Desmet die meehielp in een driesterrenrestaurant van een of andere topchef, dat niemand kan betalen. De krant schrijft dus voor een elite. De overblijvende arbeiders stemden vroeger voor het Vlaams Blok, nu voor de N-VA. De sociaaldemocratie is volledig verkeerd bezig. De jonge kenniswerkers van vandaag worden aangetrokken door Groen, door de Piratenpartijen, door partijen als het Spaanse Podemos, het Griekse Syriza en de Italiaanse Vijfsterrenbeweging.”
Kan je dan geen begrip opbrengen voor klassieke partijen die bang zijn voor de vallende dominostenen in onze welvaartsstaat: eens je er een paar wegneemt, kan de hele boel ineen stuiken?
“Het is de taak van de politiek om te kijken naar alternatieven. Welke puzzelstukken ontbreken in de bestaande ecosystemen en hoe kunnen we als staat faciliteren om daar nieuwe evenwichten te vinden? We leven vandaag in een transitieperiode met twee economische modellen: een oud model dat nog altijd functioneert en een nieuw model dat ook al functioneert. Dat politici die pluraliteit erkennen, is voor mij al voldoende. Als je niet investeert in het nieuwe model, zit je in de penarie bij een crisis want dan zit je enkel nog met dat oude, onvolledige ecosysteem dat niet meer op zijn poten staat. Dat was het geval in 2008. Op dat moment kwam Rechts met haar plannen. Naomi Klein schreef in The Shock Doctrine (2007) over de opkomst van het rampenkapitalisme. Ze beschrijft hoe het neoliberalisme in tijden van crisis er zijn hervormingsprogramma’s doorduwde terwijl de mensen niet wisten wat er gebeurde. De crisis verlamde Links. Rechts had haar materiaal in de denktanks klaarliggen. Het kapitalisme zoekt altijd naar winst. Politiek gezien hebben ze die peer-to-peer systemen en participatiemodellen gebruikt als ideologie om de welvaartsstaat af te bouwen. Dat is jammer.”
Foto: Theo Beck