Overgenomen van de blog van Daniel Verhoeven: “Van privaatrecht naar sociaal gebruiksrecht

Originele test (met extra links): hier

“de revolutie is dat moment waar een gemeenschap haar eigen lot weer in handen neemt, en haar kern-instituties opnieuw bedenkt en instelt” (Cornelius Castoriadis)

Bedenkingen bij Marx’s arbeidswaardeleer

Daarnaar gevraagd door Friedrich Engels bij de voltooiing van het eerste deel van ‘Het Kapitaal’, beschreef Marx zelf de methode die hij gebruikte om het kapitalistisch systeem in de 19de eeuw te ontrafelen. In zijn antwoord stelde hij dat hij het kapitalisme analyseerde als een op arbeidstijd gebaseerde economische organisatie. We vatten die arbeidswaardeleer hier kort samen.

Marx vertrok van een historische analyse. Onder het kapitalisme was volgens hem de economie overgeschakeld van een productie van gebruikswaren naar een productie van koopwaren. Daarom deconstrueerde Marx het waardebegrip en splitste het op in gebruikswaarde en ruilwaarde. Intrinsieke waarde en extrensieke waarde.

Het ene is het reële ding dat onze behoeften bevredigt, het andere is datzelfde ding als koopwaar. Onder de kapitalistische productiewijze verdwijnt de gebruikswaarde als het ware in de ruilwaarde: de ‘Warenfetisch’. Dit proces noemt men ook nog ‘commodificatie’ of ‘verzakelijking’, waarbij steeds meer aspecten van het menselijk handelen en de resultaten daarvan worden uitgedrukt in een geldwaarde in plaats van de intrinsieke of inherente waarde.

De ruilwaarde gerealiseerd in de ‘vrije markt’ werd de motor van de economie onder het kapitalisme. In het productieproces wordt meerwaarde gecreëerd en deze wordt door de kapitalist ontstolen aan de arbeider. Simpel uitgedrukt, de kapitalist vergoedt de arbeider slechts gedeeltelijk voor zijn aandeel in die waardecreatie, de rest steekt hij op zak om zijn kapitaal te vergroten. Dit is ook het mechanisme dat de accumulatie van kapitaal mogelijk maakt.

Volgens Marx was de oorsprong van de ongelijkheid in de 19de eeuw: de tegenstelling tussen de sociale creatie van meerwaarde (door de arbeiders) en de privé-toe-eigening van die meerwaarde (door de kapitalist). Dit was ook een bron voor strijd tussen arbeid en kapitaal, de klassenstrijd, die volgens hem zou uitmonden in de opheffing van de kapitalistische klasse: de emancipatie van de arbeiders door de arbeiders zelve.

Het kader waar de gebruikswaarde opgaat in de ruilwaarde, de totale onderwerping van de levenssfeer aan de commercie, zoals Marx het beschreef, bood als dusdanig geen emancipatorisch vooruitzicht, het was de basis van vervreemding. Dit kader creëerde per definitie schaarste door de diefstal van de meerwaarde. Het vooruitgangsoptimisme van Marx voorzag het verdwijnen van deze schaarste door de accumulatie en de navenante toename van de productiviteit. De vruchten ervan konden echter slechts geplukt worden door de socialisering van de productiemiddelen na de onteigening van de kapitalisten. (Karl Marx, The Value-Form, Appendix to the 1st German edition of Capital, Volume 1, 1867)

Marx was ook bij uitstek een filosoof van de Verlichting. De menselijke vrijheid en autonomie, het gelijkheidsbeginsel, de mensenrechten en de burgerrechten hebben daar hun wortels. Het project van de Verlichting wordt door Marx opgevat als een strijd tegen de vervreemding ‘Entfremdung’ van de arbeiders. Het verschijnt al in 1843 in ‘Zur Kritik der Hegelschen Rechtsphilosophie‘ waar hij uitlegt dat de arbeider door het kapitalistisch systeem beroofd wordt van elke mogelijkheid tot zelfrealisatie en lotsbepaling. Het systeem ontneemt hem zijn greep op zijn arbeid en het resultaat van die arbeid. Het legt ook zijn plek in de productie en de maatschappij onwrikbaar vast. No escape.

In de arbeidswaardeleer ontwikkeld in 1867 bij het schrijven van ‘Het Kapitaal’ wordt de vervreemding enkel in puur economische termen beschreven als commodificatie.

De grootste zwakte van Marxs economische analyse is dat ze de bevrijding uitstelt en dat ze schijnbaar automatisch en onvermijdelijk volgt uit de ontsporing van het kapitalisme.

Als we de strijd tegen de vervreemding en voor gelijkheid in het ‘nu’ willen voeren hebben we niks aan een verre belofte. Het verdwijnen van het kapitalisme is geen wetmatigheid, maar hangt af van de wil van de mensen in de maatschappij waarvan we niet eens weten of die wil ook wel aanwezig is. “Never put all your eggs in one basket.”

Terugkeer naar de gebruikswaarde: het sociaal gebruiksrecht

Voor Friedrich Hayek, de ideoloog van het neoliberalisme zijn de eigendomsregels heilig. In het neoliberalisme gaat privaatrecht boven alles; ook de staat is hieraan ondergeschikt. Om hieraan te ontsnappen is verbeelding nodig. We moeten gewoon naar een andere horizon uitkijken. Tenzij we definitief de witte vlag willen hijsen en ons neerleggen bij de bestaande orde, het casino-kapitalisme, de debtocratie en de Gucci-economie.

We moeten ons kunnen inbeelden dat het privé-bezit in de huidige, historische, rechtsvorm niet kan overeind blijven. Dat het het ‘recht op misbruik’ waarbij de privé eigenaar alle rechten heeft om over het goed te beschikken, inclusief het recht om het te vernietigen, niet houdbaar is. En al gouw ontdekken we dan dat dit ‘recht op misbruik’ meer en meer wordt gecontesteerd.

In feite zetten de verschillende milieuwetgevingen al een stap in die richting. In bijna alle Europese landen is de boomkap aan strenge regels onderworpen, zo niet verboden.

De klimaat toppen gaan over het behoud van onze biosfeer met een wel zeer vitale gebruikswaarde. De bedoeling om de uitstoot van broeikasgassen te beperken via regelgeving en internationale afspraken ging ook daar over. Niet toevallig kregen we een ernstige terugval van de werkzaamheden vanaf het moment dat men uitstoot rechten ging verhandelen en de ruilwaarde binnen bracht binnen in de discussie. Hoe waanzinnig dit is, beseffen we pas door te stellen dat we onze biosfeer zelf niet kunnen omruilen.

Ook Dardot en Laval stellen in ‘Commun – Essai sur la révolution au XXIe siècle’ dat de regels van gezamenlijk gebruik moeten prevaleren boven eigendomsregels. Waar het volgens hen om draait is de mogelijkheid om collectief een in-gebruik-neming te regelen zonder daarom meteen als eigenaar op te treden. Tegen de eigendomslogica eisen sociale bewegingen niet zozeer het eigendom, als wel het gebruiksrecht – of het nu om de logica van staats- of van privébezit gaat.

Toen de regering van Erodgan het Gezi-park wou gebruiken om er een moskee en supermarkt te bouwen, vernietigde ze de gebruikswaarde van het park voor de burgers van Istanbul. De reactie bleef niet uit. Het recht van de overheid om de publieke ruimte als haar privé eigendom te beschouwen werd verworpen door de actievoerders.

De reconstructie van een op-zich-zelf-staande gebruikswaarde kan groeien en gedijen binnen nieuwe sociale levensvormen waar het gebruiksrecht van de nodige hulpbronnen voor ‘het goede leven’ een basisrecht is. Dit kan ons toelaten ons leven in te richten in een kader waar eigendomsregels, als bron van ongelijkheid en schaarste, niet langer prevaleren boven de reële gebruikswaarde.

Of dergelijke levensvormen wenselijk zijn, continuïteit en performantie kunnen garanderen is een vraag die ik opspaar voor het vierde deel. Of dergelijke levensvormen mogelijk zijn, moeten we in feite niet meer onderzoeken, ze hebben altijd bestaan en bestaan nog. Ik heb het over de ‘commons’ of de ‘meent’ een woord dat verdwenen is in de plooien van de geschiedenis. Nochtans is ons woord gemeente ervan afgeleid.

Leave A Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *