Voor het eerst gepubliceerd op De Wereld Morgen, op 2 februari 2015

Door Paul Verhaeghe

In de aanloop naar het OIKOS-feest van 31 januari 2015 publiceerde DeWereldMorgen een open brief van coördinator Dirk Holemans over het begrip “autonomie”, en drie reacties daarop. Tijdens de bijeenkomst werd over datzelfde onderwerp het woord genomen door klinisch psycholoog Paul Verhaeghe. Hier volgt zijn betoog integraal.

‘Autonomie’ is een woord dat zich leent tot sloganesk misbruik, vandaar dat ik het nodig vind eerst duidelijk te maken wat ik ermee bedoel. Autonomie komt voor mij neer op het samen maken van regels en wetten, die zelf naleven en die ook doen naleven. Dat aspect van ‘samen’ moet erbij, anders hebben we het niet over autonomie maar over autisme. Dat aspect van ‘doen naleven’ moet erbij, want anders zal er van die autonomie niet veel overblijven.

‘Doen naleven’ impliceert dat autonomie gekoppeld ligt aan ‘autoriteit’, meteen een tweede beladen begrip. Ik kom daar straks op terug. Autonomie op je eentje bestaat niet, maar de vraag wordt dan tot hoeveel mensen je die autonomie uitbreidt? En welke selectie je daarbij maakt? Als we autonomie beogen voor zoveel mogelijk mensen, dan komen we bij een derde beladen begrip, met name ‘democratie’. Willen we die autonomie voor een beperkte groep, dan kiezen we voor een ander politiek bestel.

Na nauwelijks twee paragrafen hebben we reeds drie beladen begrippen: autonomie, autoriteit, democratie. Dat laatste definieer ik klassiek als volgt: burgers die zichzelf besturen, meestal via een groep die als vertegenwoordiger optreedt voor een altijd heterogene gemeenschap. Die omschrijving maakt het verband met autonomie duidelijk. We kunnen zelfs zeggen dat autonomie ingebakken ligt in het doel van democratie als dusdanig, en dat autonomie daardoor meteen ook botst op net dezelfde moeilijkheid zoals democratie. Haar doel is zoveel mogelijk vrijheid én gelijkheid voor zoveel mogelijk mensen, maar de combinatie tussen die twee installeert in het hart van de democratie een voortdurend spanningsveld.

Als iedereen vrij is, dan gebeurt dat ten koste van de gelijkheid. Als iedereen gelijk is, dan gebeurt dat ten koste van de vrijheid. Een dergelijk spanningsveld vraagt om een regeling, vandaar mijn omschrijving van autonomie: samen met anderen regels en wetten maken, die zelf naleven en die ook doen naleven. Dit illustreert een klassieke wijsheid: vrijheid kan niet zonder een afgrenzing.

Aanhalingstekens

Autonomie, democratie, autoriteit. Als ik nu kijk naar mijn en waarschijnlijk ook uw ervaring op die vlakken, dan is de beste beschrijving van onze tijd nog steeds die van Zygmunt Bauman: “Nooit zijn we zo vrij geweest. Nooit hebben we ons zo machteloos gevoeld.” Het woord ‘machteloos’ betekent hier vooral: aangetast in onze autonomie, aangetast in de mogelijkheid om zelf samen met anderen onze eigen regels te maken. Het is geen toeval dat dit thema boven aan de agenda van deze jubileumviering staat. Als een onderwerp op een agenda komt, dan mag je ervan uitgaan dat er op dat vlak iets verkeerd loopt. Autonomie is vandaag een probleem, en gezien de nauwe verwantschap met de twee andere begrippen, betekent dit dat ook autoriteit en democratie vandaag problematisch zijn.

Vooraleer ik daarop inga, blijf ik kort staan bij de paradox die Bauman aanreikt: vrij en toch machteloos. Onze tijd is er een van verplichte ‘vrijheid’, tussen aanhalingstekens, van verplichte ‘autonomie’, tussen aanhalingstekens, want het woord heeft hier duidelijk een andere betekenis dan de mijne. Een dergelijke verplichte autonomie past perfect binnen de mythe van de maakbare mens, waarbij maakbaarheid voor professioneel en financieel succes staat, en dit binnen een economisch systeem dat roofbouw pleegt op de natuur.

Wie het niet maakt, wie niet autonoom en zelfstandig is, die ‘heeft zijn verantwoordelijkheid niet genomen’. Hij is niet alleen zwak, maar zelfs immoreel. Autonomie krijgt daarbij een heel enge invulling. Tezelfdertijd wordt onze vrijheid steeds meer ingeperkt, en kennen de controlemechanismen en de bijbehorende disciplinering steeds meer uitbreiding. Die disciplinering geldt vooral voor één groep, met name de werkzoekenden. Het heersende discours laat uitschijnen dat ze het niet gemaakt hebben omdat ze niet genoeg inspanningen doen, en de zogenaamde ‘toeleiding’ naar werk bestaat voornamelijk uit schuldinductie en repressie. De bittere waarheid – dat deze vorm van economie en de bijbehorende politieke medeplichtigheid steeds meer mensen overbodig maakt – wordt zorgvuldig verzwegen.

Voor de oorzaken van die toenemende disciplinering vindt iedereen wel een verklaring. Het is de schuld van de economie, het is de schuld van de politici, het is de schuld van de onverschillige burgers, het is de schuld van ‘het systeem’. Tot op zekere hoogte is die uitleg juist, maar wel te algemeen en tezelfdertijd niet algemeen genoeg. Ik mis een structurele verklaring. Zolang die ontbreekt, zullen zogenaamde oplossingen niets anders doen dan het probleem versterken – en dat is volop bezig.

Onderwerping

Ik herneem wat ik hoger reeds schreef: autonomie is slechts mogelijk via afgrenzing en dus via autoriteit. Dit geldt bij uitbreiding ook als het over autonomie voor velen gaat, met name over democratie.

De stelling die ik vandaag naar voor wil schuiven, is de volgende: waar autoriteit verdwijnt, komt er macht in de plaats en zal autonomie pijlsnel dalen. En bijgevolg ook de democratie. Dit is wat wij in onze tijd meemaken.

Mijn stelling verplicht mij het derde begrip, autoriteit, structureel te definiëren. Geïnspireerd door Hannah Arendt plaats ik autoriteit tegenover macht. Macht functioneert als een tweeledige structuur. Iemand heeft macht over mij omdat hij bijvoorbeeld fysiek sterker is. Autoriteit veronderstelt een drieledige structuur. Iemand heeft autoriteit over mij op grond van een externe bron die wij alle twee erkennen. Die gemeenschappelijke erkenning is erg belangrijk, want het impliceert een vrijwillige onderwerping. Macht daarentegen berust op een gedwongen onderwerping.

De verhouding tussen macht en autoriteit kunnen we dan als volgt begrijpen. In autoriteit zit er steevast een aspect van macht; in dat geval spreken we over gewettigde macht. Daartegenover staat dat macht op zich kan functioneren, zonder autoriteit. In dat geval is macht niets anders dan uitgesteld geweld.

Disciplinering

Als autoriteit wegvalt, dan blijft er enkel macht over en dus gedwongen onderwerping. Dit is vandaag het geval, binnen opvoeding, onderwijs, zorg, economie en politiek. Iedereen roept om meer autoriteit, en als resultaat daarvan zien we steeds meer macht en bijgevolg steeds minder autonomie. Ter illustratie: drie uur na de aanslag in Parijs waren er 88.000 zwaar bewapende politieagenten op de been en nauwelijks een week later verschijnen er ook bij ons para’s in het straatbeeld. Dit illustreert wat ik daarstraks aangaf: als we geen structurele verklaring hebben voor die toenemende disciplinering, dan zal elke oplossing het probleem alleen maar vergroten.

Voor alle duidelijkheid: ik vind de vraag naar een herstel van autoriteit terecht, maar de oplossing ligt voor mij in het bevragen van de structuur. Autoriteit functioneert op grond van een externe bron die we samen erkennen. Als die bron wegvalt, zo leert Hannah Arendt, dan verdwijnt de autoriteit. Wat was die vroegere bron, die nu blijkbaar verdwenen is? Het antwoord is niet zo moeilijk. De traditionele bron voor autoriteit was het patriarchaat, met de piramidale pikorde (in het gezin, op school, op de werkvloer, in de politiek) en de bijbehorende medeplichtigheid vermomd als loyauteit en trouw. In het Westen is dit voorbij, wij hebben ons bevrijd van het geloof in de Vader, heilige vader, vader des vaderlands of gewoon huisvader. Op zich is dat zonder twijfel een goede zaak, maar in dezelfde beweging zijn alle vertegenwoordigers van die traditionele autoriteit – van buschauffeurs over leerkrachten en politieagenten tot rechters – hun gezag ook kwijt. Ze moeten terugvallen op pure macht, en dat werkt meestal niet. En als het wel werkt, is het zo mogelijk nog erger.

De conclusie is duidelijk. Als wij autoriteit willen herstellen, dan moeten we een nieuwe grond installeren die we gemeenschappelijk erkennen. Structureel beschouwd is dat de enige oplossing. Patriarchale autoriteit functioneerde steevast piramidaal en verticaal, met een goddelijke vader bovenaan. In mijn oplossing moet de nieuwe autoriteit radicaal omgekeerd functioneren: bottom-up en horizontaal, met als nieuwe grond het collectief.

Onder ‘het collectief’ begrijp ik een groep die in onderling overleg en volgens intern afgesproken regels beslissingen kan nemen. Dat gaat van kleinschalige groepen tot zeer grote, met toepassingen lopende van opvoeding en onderwijs over burgerinitiatieven tot economie en politiek. Dit is vandaag overal bezig, is ontzettend belangrijk en verdient veel meer aandacht. Hier en nu, op deze jubileumviering, kan ik verwijzen naar Michel Bauwens, met de peer-to-peer-groepen, naar Harold Welzer met de vele voorbeelden in Zelf denken, naar Olivier de Schutter met de agro-ecologie. In een ruimer perspectief denk ik aan burgerinitiatieven zoals de St(r)aten-Generaal, aan de nieuwe autoriteit van Omer voor opvoeding en onderwijs, aan het Semco-model in de industrie. Dankzij de digitale evolutie hebben we daar nu ook de technieken voor, denk aan liquid voting, denk aan deliberative poll (James Fishkin) ruimer, aan deliberatieve democratie.

Zelfregulering

Al die voorbeelden tonen dat autoriteit gebaseerd op een collectief maatschappelijk project goed werkt en bovendien economisch rendabel is. Heren politici: er is wel degelijk een alternatief. Structureel beschouwd is dat makkelijk te begrijpen, want deze nieuwe vorm van autoriteit krijgt automatisch erkenning omdat de grond ervan een gedeelde grond is. Het effect op democratie is daardoor ook onmiddellijk duidelijk, samen met dat op autonomie.

Daarmee keer ik terug naar autonomie, het thema van de dag. In mijn invulling van autonomie ligt er een noodzaak aan regels en dus aan autoriteit. Veel mensen zijn geneigd dat over het hoofd te zien. Daardoor ontstaat er een wel bijzonder ironisch gevolg: dat de nieuwe autoriteit gebaseerd op een collectiviteit een variante wordt op de neoliberale illusie inzake spontane zelfregulering (‘de onzichtbare hand’). De illusie dat een groep mensen vanzelf een bestuur zal ontwikkelen in het belang van de gemeenschap.

Zowel ervaring als onderzoek wijzen uit dat een dergelijk collectief slechts kan functioneren binnen duidelijk afgebakende krijtlijnen – denk aan de regels ontdekt door Nobelprijswinnares economie Elinor Ostrom, die ervoor zorgen dat ‘Commons’ duurzaam zijn. Als dergelijke krijtlijnen ontbreken, dan is de mislukking een kwestie van tijd en spreidt dit ontbreken het bedje voor een totalitaire macht.

We moeten beseffen dat we ons op een tijdsgewricht bevinden. Een poging om terug te keren naar de klassieke patriarchale autoriteit zal mislukken – de grond daarvoor is verdwenen. De traditionele piramides zijn ondertussen machtsbastions geworden en zullen dit niet zomaar uit handen geven. Niet alleen autonomie maar ook en vooral democratie ligt vandaag onder vuur.

De geschiedenis leert dat cruciale transities inzake autoriteit altijd conflict beladen zijn en vaak met geweld verlopen. Onze concentratie op een externe dreiging van moslimterrorisme maakt ons blind voor de veel grotere dreiging die van binnenuit komt. Het wordt tijd dat we wakker worden.

Paul Verhaeghe

Leave A Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *