Gemeenschappen heroveren de economie

Herpublicatie van een interview met Michel Bauwens door Freek Kallenberg, gepubliceerd op 2 november 2012 op de website van Globalinfo

Volgens Michel Bauwens nadert het op groei gerichte kapitalisme haar einde. Wat komt er voor in de plaats, een nieuwe vorm van hyperuitbuiting, of een peer-to-peer economie? Een coalitie van de commons moet zorgen voor het laatste.

Door Freek Kallenberg (*)

“De interesse was zeer intens”, laat Michel Bauwens via e-mail weten als ik hem vraag naar zijn lezingenreis door Australië die hij zojuist heeft afgerond. Vanuit hele wereld krijgt hij uitnodigingen om te vertellen over zijn revolutionaire ideeën over peer-to-peer (P2P) netwerken, de commons en de open source-economie: een economie gebaseerd op samenwerking en het delen van kennis, en waar grootschalige massaproductie zoveel mogelijk plaatsmaakt voor lokale productie op maat. Met als gevolg minder verspilling van grondstoffen en meer autonomie voor lokale gemeenschappen en individuen. Groener én socialer dus.

Bauwens verwierf in zijn geboorteland België in de jaren 90 bekendheid als internetgoeroe. Tegenwoordig woont hij met zijn gezin in Chiang Mai in Thailand. Daar geeft hij les aan de universiteit en nam hij het initiatief tot de Foundation for P2P Alternatives. Een wereldwijd netwerk van wetenschappers en activisten dat onderzoek doet naar deze nieuwe peer-to-peer netwerken en praktijken.

“De basisidee van peer-to-peer is dat het internet een netwerk is van computers die met elkaar kunnen communiceren zonder dat daarvoor toestemming nodig is van een centrale server”, legt Bauwens uit. “Mensen kunnen hierdoor wereldwijd met elkaar in contact komen om gezamenlijk dingen te ondernemen.”

De wijze van ondernemen op basis van peer-to-peer netwerken verschilt ingrijpend van de kapitalistische productiewijze, die op particulier privé-eigendom gebaseerd is. “De belangrijkste voorwaarde bij peer-to-peer is dat het object waaraan verschillende mensen samenwerken, gemeenschappelijk bezit blijft. Het kan nooit privébezit worden, maar is onderdeel van de ‘commons’, de gemeenschap en de door haar gemeenschappelijk beheerde goederen. Mensen kunnen wel betaald worden om bijvoorbeeld een stukje software te schrijven, maar dat stukje software zal later voor iedereen beschikbaar blijven. Bedrijven werken in ‘coöperatieve competitie’, ze hebben een gemeenschappelijk doel en genieten automatisch van alle vooruitgang die hun partners maken.”

De gangbare theorie is dat patenten, auteursrechten en intellectuele eigendomsrechten nodig zijn om innovatie te bevorderen. Als je niet de vruchten van je innovaties kan plukken heb je ook geen motivatie om te innoveren.

“Het beste bewijs dat intellectueel eigendom niet nodig is voor innovatie is natuurlijk dat de mensheid heel wat innoveerde voor de uitvinding van dit eigendomsrecht. Denk maar aan de eerste industriële revolutie van de Middeleeuwen (10-13de) eeuw, of de Renaissance. Er zijn voorbeelden, zoals de geschiedenis van de stoommachine, die aantonen dat de innovatie juist dramatisch afneemt na het patenteren; en Duitsland stak Engeland voorbij als industriële macht op hetzelfde ogenblik dat Engeland het auteursrecht en patentrecht versterkte.

Patenten dienen dus niet om innovatie te stimuleren, maar om investeringen te beschermen. Zolang zo’n bescherming beperkt is, valt er mee te leven, maar dit evenwicht is reeds lang verstoord, en nu is het eigendomsrecht essentieel een wapen om monopolies te beschermen tégen innovaties. De rapporten die dit bevestigen volgen elkaar in steeds sneller tempo op.

Volgens mij moet men intellectuele eigendomsrechten niet noodzakelijk volledig afschaffen, maar wel sterk afremmen. En waar intellectuele eigendomsrechten mensen doden, zoals in de farmaceutica en de geneesmiddelen tegen AIDS, moet men terug naar het model van publieke investering in het onderzoek, waarbij ondernemingen winst maken met productie, niet door het kunstmatig hoog houden van de prijzen van de geneesmiddelen.”

Volgens de gangbare liberale, neo-klassieke economische theorie is het nastreven van eigenbelang en hebzucht de motor achter economische ontwikkeling. Is deze drijfveer in een open source economie afwezig? Zo ja, wat is dan de motivatie van mensen om iets te maken of te ontwerpen?

“Geen enkel wetenschappelijk onderzoek heeft de neoklassieke hypothese kunnen bevestigen, niet één, een mens die exclusief zijn eigenbelang nastreeft bestaat enkel in pathologische gevallen. Wel is waar dat mensen gedreven worden door verschillende motivaties. Het liberalisme, en zijn nadruk op het eigenbelang, was een revolutie tegen de hypocriete religieuze moraal die leidde tot de vele burgeroorlogen na de Reformatie, en in die zin was het liberalisme wellicht een noodzakelijke erkenning van het eigenbelang die een van de primaire aspecten is van ons mensdom, maar zeker niet het enige. Na drie-vier eeuwen met een systeem dat exclusief het eigenbelang benadrukt, is de planeet zeer beschadigt, is ongelijkheid troef, en zijn vele menselijke problemen niet opgelost.

Volgens het recente Peak Civilization rapport van een MIT ploeg kan men vanaf 2030 zware menselijke verliezen verwachten, wegens een convergentie van problemen die het huidige systeem veroorzaakt. P2P systemen reageren hierop door sociale en productieve systemen te creëren die ‘motivatie-agnostisch’ zijn, en dus ruimte laten voor eigenbelang, maar die de individuele motivatie aligneren met het collectieve belang. Iedereen die Linux ontwikkelt, wat ook zijn motivatie is, werkt aan een universeel vrij computer systeem, iedereen die aan Wikipedia bijdraagt, bouwt een universele encyclopedie. Het systeem vervangt de onzichtbare hand door een zichtbare hand van sociale design. De mens moet gezien worden als een pluralistisch wezen, die zowel de duivel als de engel in zich heeft. Het eenzijdig promoveren van het eigenbelang is uiteindelijk negatief voor het overleven van onze soort.”

Een open source netwerkeconomie is een horizontale economie. Iedereen kan meedenken en doen. Hoe wordt hier kwaliteit gegarandeerd? Bijvoorbeeld bij het ontwikkelen en maken van een auto zoals de Wikispeed.

“De voornaamste innovatie hier is de volgende. In traditionele industriële systemen zorgt de hiërarchie voor controle, en voor alles heeft men vooraf toestemming nodig. In de nieuwe systemen is iedereen vrij om mee te produceren, dus zonder toestemming, maar gebeurt de controle achteraf, door experten die het systeem zelf voortbrengt. Vrije software heef ‘maintainers’, de Wikeipedia heeft ‘admins’ en ‘editors’. Die mensen controleren de productie niet, maar controleren wel de kwaliteit.”

Is er bij de collaborative economie nog wel sprake van een bedrijfsmatige economie, of wordt de productie onderdeel van gemeenschappen (virtueel en reëel). Of beter nemen (peer to peer) gemeenschappen de economie over?

“Beide. De horizontalisering van ons productief weefsel creëert een wederzijdse aanpassing. In sommige modellen wordt de samenwerking gestimuleerd en gecontroleerd door centralistische bedrijven en instellingen (co-design, co-creatie, crowdsourcing); in andere (peer productie), creëren de gemeenschappen uiteindelijk zelf hun eigen instituties. Ik heb beide processen in detail beschreven in een uitgebreid rapport, A Synthetic Overview of the Collaborative Economy(pdf)

In beide gevallen moet de productie rekening houden met de relatieve autonomie van gemeenschappen, die een direct gevolg is van de veralgemening van de horizontale communicatie.”

In de VS vertegenwoordigt de open source economie nu al een zesde van het BNP, zeg je in een interview. Waar moeten we dan aan denken? Aan welke diensten en producten?

“Ik verwijs hier naar een specifiek rapport dat gaat over defair use economie, i.e. aan alle immateriële producten die niet onderhevig zijn aan copyright en patenten. Denk bijvoorbeeld aan de economie rond Google Earth, en alle mogelijke mapping applicaties. Denk aan de open source economie in software. Maar ook aan al de apparatuur die hiervoor nodig is, zoals de Android telefonie, en de fysische Linux computers. Het is de combinatie van de immateriële kenniseconomie en diensten, en de apparatuur die hiervoor nodig is, die in dat rapport samen worden berekend.

Een voorbeeld van een fysiek ‘peer to peer’- product is Wikispeed, een energiezuinige auto die via virtuele samenwerking op internet in drie maanden tijd werd ontwikkeld. Hoe komt zo’n auto to stand en hoe kunnen mensen hier geld aan verdienen?

“Wikispeed wordt zoals vele open hardware producten geregeld door een licentie. Zo’n licentie is collectief en behoort ‘aan iedereen’. Iedereen mag de code gebruiken en verbeteren op voorwaarde dat de veranderingen ook collectief zijn. Meestal wordt zo’n projecten geregeld door een vereniging zonder winstoogmerk, die bijvoorbeeld een trademark heeft, om de kwaliteit van het merk te beschermen, en zo fondsen te verwerven voor de gemeenschappelijke infrastructuur. Iedereen heeft daarbij het recht om het product te maken en te verkopen. Je verdient dus geld door je arbeid in de fysieke productie van de auto, en de winstmarge van het fysieke product. Wikispeed heeft een contract waarin het zich moreel engageert om ook de designers te vergoeden, maar in een later stadium waarin het meer inkomen genereert.

Het network van biolabs Sensorica heeft een ‘open waarde netwerk’, waarin medewerkers hun bijdragen noteren, die geëvalueerd worden door hun collega’s, en iedereen krijgt daarbij een score. Wanneer er inkomen wordt gegeneerd, krijgt iedereen een deel afhankelijk van zijn score. Er word dus nog veel geëxperimenteerd. Open source software is al gangbaar, maar open hardware is nog in de kinderschoenen.

In het algemeen is het model: 1) een gemeenschap die bestaat uit vrijwillige en betaalde medewerkers die een licentie gebruiken; 2) een vereniging zonder winstoogmerk die de gemeenschap beschermt; 3) een reeks bedrijven die diensten en producten creëren voor de markt, zonder daarbij geld te verdienen voor intellectueel eigendom.”

Is het een model dat op grotere schaal toepasbaar is? Zien we in de toekomst in plaats van een aantal grote assemblagefabrieken duizenden kleinere werkplaatsen waar lokaal auto’s of andere complexe fysieke producten worden gemaakt?

“Het is eigenlijk te vroeg om hierop te antwoorden, maar zelf denk ik van wel. In een noodzakelijk veel energie zuiniger samenleving, waarbij internationale transportkosten steeds zwaarder zullen wegen, is een zekere vorm van materiële re-lokalisatie wellicht onafwendbaar. Schaalvoordelen maken dan plaats voor ‘economies of scope’, i.e. meer doen met dezelfde middelen. Het open design – open hardware model zorgt ervoor dat globale gemeenschappen van experts voortdurend de producten en infrastructuur verbeteren, en onze machines zijn volop aan het miniaturiseren. Er komt dus volgens mij een moment waarbij het zinvol wordt om beide aspecten samen te voegen, en dan krijg je een heel nieuwe vorm van ‘gedistribueerde’ economie.”

Kun je ook uitleggen wat de ecologische voordelen zijn van een P2P-economie? De Wikispeed zelf is zuinig, maar is deze lokale productie ook milieuvriendelijker? Grondstoffen zullen nog steeds moeten worden gewonnen? Of is de productie ook vanzelfsprekend circulair?

“Prive-ondernemingen hebben er een materieel belang bij om producten te creëren voor schaarste. Zoals men in het Engels zegt, ‘planned obsolence is not a bug, but a feature’. Men maakt producten die snel kapot gaan en niet hersteld kunnen worden, zoals de Apple iPhone, die slechts 400 keer geladen kan worden. Design gemeenschappen hebben daarentegen als enige motivatie om het best mogelijke, en zuinigste, product te creëren. Wikispeed gebruikt recycleerbaar materiaal met een productie die modulair is opgevat, een beetje zoals lego. Er wordt samengewerkt aan zowel de ontwikkelen van de auto, als aan de machines die de auto moeten produceren. Zonder extra IP-kosten kan er dus ook zeer goedkoop geproduceerd worden, en alleen maar op bestelling, i.e. ‘manufacturing on demand’ of ‘scaling up from one’. Rond de open design ontstaat dus een netwerk van‘micro-factories’. Voor Wikispeed is dat nog niet geval, maar wel al voor de Arduino computers. Die gemeenschap is nu van plan om in 2013 een satelliet te lanceren, ArduSat, voorgefinancierd door wetenschappers die hun research in de ruimte willen uitvoeren.

Een tweede element is dat lokale productie via open source 3D Printers en afgeleiden gebaseerd is op productie-na-aanvraag en dus geen overproductie nodig heeft.

Daarnaast is er nog het aspect van de collaboratieve consumptie dat gaat over de mutualisering van de infrastructuur en zelden gebruikte gebruiksgoederen. Zo kan je dezelfde reisflexibiliteit hebben via autodelen, met 80 procent minder materie en energie-verbruik; of de aankoop van miljoenen drilboren die slechts enkele minuten per koper gebruikt worden, kan drastisch verminderd worden als deze gemeenschappelijk in de straat, de buurt of het vriendennetwerk worden gedeeld.”.

Is de huidige crisis in die zin een zegen, omdat mensen minder geld hebben en dus eerder naar dit soort consumptievormen zullen zoeken?

“Dat vlakaf zeggen is natuurlijk altijd problematisch, omdat je de mensheid niet graag ziet lijden, maar spijtig genoeg leren we meestal meer als we moeten en moeilijkheden moeten overkomen. Het antwoord is dus eigenlijk positief: de economische crisis heeft veel meer mensen naar de alternatieve productie en consumptie vormen gedreven dan idealisme. De explosie van lokale ruil en geldsystemen als tijdsbanken in Spanje, van een tiental tot meer dan 300 is duidelijk een effect van de crisis en de werkloosheid.”

Je zegt ook: hoe groter de de economische en sociale problemen worden. Hoe meer nood er zal zijn aan een verschuiving naar peer-to-peer. Mensen zullen kiezen voor samenwerken omdat dit goedkoper en efficiënter is. Is de wens hier niet de vader van de gedachte? Het kan ook lijden tot (vreemdelingen)haat, tot je terugtrekken op je eigen ‘eilandje’.

“Dat is absoluut een gevaar. Lokalisatie alleen is volgens mij regressief, maar een globa-lokale aanpak, waarbij wat ‘zwaar’ is lokaal wordt geproduceerd, maar wat licht is op wereldschaal kan gebeuren, is volgens mij de te volgen weg. We mogen ons vertrouwen in de politiek en in het creëren van lokale, nationale en transnationale commons niet verwaarlozen voor een lokale overlevingsstrategie.”

Je kunt het ook als een nieuwe tweedeling zien, zoals bijvoorbeeld in Spanje, van mensen die hun werk kwijt zijn en uit nood gaan deelnemen in een parallelle economie van volkstuinen, voedselcoöperaties, lokale geldsystemen etc, en een deel van de bevolking dat wel een goed inkomen heeft en gewoon op dezelfde wijze blijft leven en consumeren.

“Ik vrees dat zelfs de laatste oplossing op termijn niet mogelijk gaat zijn, gezien de snelheid waarbij energetische en ecologische schaarste dynamiek convergent problemen creëert. Wanneer de middenklasse massaal te lijden heeft van een degradatie van haar levensomstandigheden – dit proces is in Amerika en Europa al begonnen, zoals je voorbeeld van Spanje aanwijst – en parallel daarmee een groter deel van de mensheid niet meer in haar behoeften kan voorzien, is sociale onrust en de opkomst van een zoektocht naar radicalere oplossingen, onvermijdelijk.”

 

Volgens jou is de open source-economie geen vervanger van van het kapitalisme, maar een duurzame variant die gemeenschappen meer autonomie geeft. Hoe verhoudt deze open source of common economie zicht tot de kapitalistische economie. Kunnen ze naast elkaar bestaan, zullen ze integreren of blijvend conflicteren?

“Ik gebruik zelf een aantal scenario’s. Als je de twee polariteiten neemt, gecentraliseerde vs. gedistribueerde controle van de p2p infrastructuur, en winst vs. commons oogpunt, dan krijg je vier mogelijkheden.

1. Een gecentraliseerde controle met focus op winst leidt tot wat ik netarchisch kapitalisme noem: controle van de platformen door grote prive-firmas, die de waarde creatie door gebruikers niet betalen. Denk aan Facebook.

2. Gedistribueerd kapitalisme. Dit koppelt decentralisatie met pure marktmechanismen, denk aan Bitcoin, het peer to peer geld systeem dat zeer populair is bij Amerikaanse rechtse libertariërs.

3. Resiliente gemeenschappen, die kijken naar de lokale gemeenschap, maar zonder aandacht voor het globale.

4. Mijn voorkeurscenario: een globale gerichtheid naar de hervorming van de maatschappij en de institutie rond regionale, nationale en transnationale commons.

We hebben dus twee vormen van kapitalistische economie, waar de controle en de waarde door het kapitaal gerealiseerd worden; en twee vormen van commons-economie. Ik zie eerst de ontwikkeling van de eerste twee, maar daarna de groei van de post-kapitalische alternatieven die zowel het biologisch evenwicht van de planeet kunnen garanderen, zowel als sociale rechtvaardigheid.”

Kun je uitleggen waarom de open-source economie gemeenschappen meer autonomie geeft?

“Omdat open source processen zoveel sneller en effectiever zijn, moeten bedrijven zich aanpassen aan de open source dynamiek, zoals IBM dit heeft moeten doen met Linux. Zij passen zich dus aan de communautaire normen aan. Maar zelf wil ik nog verder gaan en ervoor zorgen dat open productie gemeenschappen direct met ethische en commons-vriendelijke bedrijven kunnen werken.”

Denk je dat er echt sprake is van een systeemverandering vergelijkbaar met de overgang van de feodale landbouweconomie naar de kapitalistische industriële economie?

“De verandering naar p2p infrastructuur is in versnellende mate bezig, en ook de praktijken en nieuwe institutionele aanpassingen komen er aan. De ecologische crisis is van die aard dat de transformatie veel sneller en dieper zal moeten gaan dan onze historische voorbeelden. De transitie naar het feodalisme duurde vijfhonderd jaar… de transitie naar het kapitalisme misschien driehonderd… die tijd hebben we gewoon niet! Ik zie de fase-transitie dus gebeuren binnen een generatie. Het kapitalisme en zijn eindeloze groei is al dood, de vraag is wat komt er in de plaats, een nieuwe vorm van hyper-uitbuiting, of een peer to peer economie?

Die verandering vereist een verandering in onze technologie en productie methoden, nieuwe instituties, maar ook politieke strijd. Ik stel zelf een grote coalitie van de commons voor, die piraten (digitale jongeren-cultuur), groenen (natuur als commons), hernieuwd links (de wereld van de arbeid en productie) en sociaal-liberalen (partij voor progressieve enterpreneurs) zou omhelzen, in een nieuwe sociologische en politieke meerderheid die zich verenigt rond de commons en p2p problematiek. Mijn voorkeur voor post-kapitalisme ligt in de gerichtheid rond de commons, en niet zoals het anti-kapitalisme, voor een alternatieve industriële infrastructuur gebaseerd op de staat.”

Is hierin ook een rol weggelegd voor ngo’s als Milieudefensie en haar netwerk Friends of the earth?

“Qua structuur zijn veel van deze bewegingen hiërarchisch, worden geremd door hun compromissen met het dominante systeem, en zij gaan tactisch/strategisch uit van een schaarste denken (een probleem oplossen door van boven uit middelen te verdelen). Om hun rol ten volle op te nemen in het nieuwe tijdperk, zullen diepe hervormingen nodig zijn, maar wellicht gaan vele nieuwe organisaties ontstaan die van de grond uit een p2p werking hebben. In de mate dat zij die kenmerken al bezitten, zullen ze des te beter deze transformatie succesvol kunnen doormaken.”

Is Occupy in jouw ogen een uiting van de open source netwerksamenleving?

“Absoluut, het ging om de peer productie van politiek, die hevig gebruikt maakte van open source modellen, maar hoe goed het ook ging in de bewegingsoorlog, de beweging had onvoldoende ‘positie’ kracht (Gramsci). Er moet dus veel meer permanente organisatie en gemeenschapsvorming plaatsvinden. Volgens mij is ook het consensus model problematisch, want het leidt tot een ‘lowest-common-denominator’ effect waarbij een individu door zijn veto de hele beweging kan tegenhouden. De Piraten Partij met zijn Liquid Feedback democratie laat zien hoe het anders kan, in een nieuwe hybride vorm van directe en gedelegeerde democratie.”

Meer info http://p2pfoundation.net/

(*) Freek Kallenberg is redacteur van Down to Earth, het tweemaandelijkse opinietijdschrift van Milieudefensie.www.downtoearth-magazine.nl.

Een kortere versie van dit interview is verschenen in Down to Earth #5, oktober 2012

Leave A Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *